In de Volkskrant van vanochtend twee berichten. “Hoera de herfst komt, dichters kiezen hun favoriete herfstgedicht” en iets verderop de eerste zin van het weerbericht: “Met het begin van de astronomische herfst nabij, krijgen we juist een paar nazomerdagen”. Laat ik nu toch een dichter zijn met een grote liefde voor de nazomer. Vandaar vandaag een van m’n oudste nazomergedichten:
Indian summer blues
In de nazomer zou je terug moeten keren, langzaam
glorend, een kopergouden dag in het tanende groen.
Je handdruk was weer warm, je bleke kop nog bruin,
je was mettertijd, zo zag ik verwonderd, meer op mij
en op mijn zoon gaan lijken. Goed dat je er nog bent,
zei ik, terwijl je in de lage zon naast me kwam zitten.
Je leek de wereld intussen ontwend te zijn, je zweeg.
In de verte wiekte een reiger. Kijk, zei ik, en ik wees
naar de plek vanwaar de vogel vloog, daar leef ik nu
met kinderen en vrouw, dat is alles, ga nu maar weer.
In de nazomer zou je terug moeten keren, alles is nog
jong, de dag nog donker. Kom, en ik wacht niet meer.