Door drukte vergeten dat het deze week Allerzielen was. Nu ben ik – als niet-katholiek – doorgaans ook niet zo betrokken bij deze viering. Ik sta al vaak genoeg bij de doden uit m’n leven stil. Daar heb ik één bepaalde dag in het jaar niet voor nodig. Maar toch, we moeten rituelen in ere houden, hoorde ik gisteren Herman Pleij beweren, omdat ze een bindmiddel voor de samenleving vormen. En misschien heeft hij daar wel gelijk in. Als het gaat om het heil van de samenleving draag ik graag m’n steentje bij. Daarom, ter gelegenheid van Allerzielen én omdat Harry Mulisch momenteel ter aarde wordt besteld, dit gedicht:
Cumulus humilis
Ik lig in het gras naar de lucht te kijken,
door de wolken waren de doden
van mijn leven rond.
Nu ze allemaal even dood zijn ontdek ik
vreemd genoeg meer verschillen
dan toen ze nog leefden.
Zo zie ik doden die ik vroeger niet miste
omdat ze er altijd waren of omdat
ik nog te jong voor ze was.
Of doden zonder gezicht en zonder stem
die ik me maar nauwelijks herinner
doch die ik nu direct herken.
En doden waarvan ik maar niet aanvaard
dat ze dood zijn, doden van ver weg
of van beangstigend dichtbij.
Doden die ik ervan verdenk mij stiekem
kwade woorden in te fluisteren of
die me tot poëzie inspireren.
Doden die van hun eeuwigheid genieten,
doden die dat duidelijk niet doen
en de nog onwennige doden –
ik ben benieuwd wat voor dode ik zal zijn.