Iemand vroeg me wat ik zelf m’n mooiste gedicht vond. ‘Dat is altijd m’n laatste natuurlijk’, antwoordde ik. De volgende ochtend dacht ik hier in alle vroegte over na. Het was niet waar; het meest recent geschreven gedicht is wel het gedicht waar ik het volste van ben maar ik vind het niet per se het mooiste. Alsof ik dat trouwens zou kunnen vinden, want ‘m’n mooiste gedicht’ bestaat natuurlijk niet, net zomin als m’n liefste kind. Ze zijn me allemaal even lief/mooi, zij het op verschillende onbenoembare manieren. Het volgende gedicht schreef ik zo’n negen jaar geleden. Of het m’n mooiste is weet ik niet, het gaat wel over m’n liefsten.
KROOST
Damiaan praat…
Kleurt de taal waar je bij staat, morst en lacht, kliedert
en kwast zijn weiden blauw, zijn hemel groen als gras,
vlaamse gaaien zijn papegaaien maar ze praten vlaams,
waspoeder heet eigenlijk beter poederwas, een skelet is
iemand alleen in zijn botjes en andersom een pompoen
vierkant groen, hé pap dat rijmt, ik lijk wel een dichter.
Madelijn slaapt…
Geen knalbesjes en grassprietjes om soep van te koken,
geen broer die er met je step vandoor gaat, geen auto’s
om atteto tegen te zeggen, geen echt helpen met harken.
Geen dag, maar dromen.
Over gras dat soms verbogen is, over groot en rood dat
atteto heet, over mijn step waar Damiaan niet mee mag,
over mmm soep lekker voor pappa en mamma gemaakt.
Suzelot lacht…
Hyacint, labyrint, lentelint, zonnewind,
wereldwonderwinterliefdeskoningskind.
mooi zeg!