Ik ben hard bezig de teksten voor de komende voorstelling uit m’n hoofd te leren en wil er daarom nog zo weinig mogelijk in veranderen – want anders onthou ik ze nooit. Maar ook lees ik het fijnzinnige gedichtendagessay van de Vlaamse dichter Charles Ducal; ‘Alle poëzie dateert van vandaag’. Hieronder geef ik twee citaten uit dit boekje weer welke ik graag in Gedichten Geduid had verwerkt, maar ja, ze zijn niet van mij en hoe zou ik ze bovendien nu nog in m’n kop kunnen krijgen? Overigens: in al zijn bescheidenheid heeft Ducal een formidabel pleidooi voor de poëzie geschreven.
“Een dichtershart bloedt niet als hij een gedicht over zijn dode moeder voorleest. Het bloedt als hij merkt dat in regel zeven een overbodig adjectief staat.”
“Een prachtig gedicht brandt als een kus, snijdt als een mes, slaat in als de bliksem. Het zet de wereld in een onbekend licht. Het maakt de ogen wijder, de oren opener, het hart groter. Het is tegengif tegen zo veel: banaliteit, gezwets, verdoving, overdreven ernst, conditionering, moedeloosheid, eenzaamheid, routine, stress, winterkou. Het is soms spel, soms raadsel, soms mysterie. En altijd een lied.”
Foto van Charles Ducal: Bert Bevers.