R. schrijft n.a.v. de voorstelling:
Toen ik hoorde en zag dat je een themawoordenboek gebruikt, fronsten mijn wenkbrauwen zich. Met het themawoordenboek in mijn hoofd zie ik luie, zuipende dichters voor me. Een gedicht moet zichzelf schrijven en dat kan alleen als de dichter zich vrij voelt en als hij/zij de associaties die opgeroepen worden, gebruikt. Een themawoordenboek staat gelijk aan gezochte associaties. Ik denk dat een themawoordenboek toegestaan is, maar alleen in bepaalde gevallen.
Ik reageer:
Ten aanzien van het gebruik van hulpmiddelen als Het Juiste Woord ben ik het helaas principieel met je oneens. Ik betoog juist in de voorstelling dat alleen het eindresultaat telt: en dat is een gaaf gedicht (“niet een verslag van mijn belevenissen” etc.). Het maakt mij echt geen zak uit hoe een gedicht tot stand is gekomen zolang het mij maar beroert. Het gebruik van hulpmiddelen ondersteunt het creatieve proces – houdt het zelfs op sommige momenten draaiend. Eerlijk gezegd vind ik frasen als “het gedicht moet zichzelf schrijven” (romantische) flauwekul. Vergeef me dat ik er een beetje met gestrekt been inga, maar juist dit soort van opmerkingen bouwen een mythe op rond het dichterschap waar ik me niet in herken. Een voorbeeld: als ik m.b.v. een synoniemenwoordenboek besluit de frase “heldhaftig landinwaarts” te veranderen in “manmoedig landinwaarts” (uit Nachtrit) dan is dat toch domweg een verbetering van (de rijkdom van) het gedicht? Bovendien heb jij als lezer helemaal niet in de gaten dat ik hier een technisch hulpmiddel heb gebruikt. Veel interessanter is het te ontrafelen waarom in eerste instantie de woorden “heldhaftig landinwaarts” in me opkomen, waarom ik daar onmiddellijk de poëtische mogelijkheden van inzie, hoe het komt dat ik in deze context van “manmoedig” ook meteen de voordelen zie boven “heldhaftig”. Waarom is dat precies? Hoe werkt dat allemaal in het brein? Is dat talent of training? Is dat een geval van ‘smaak’, en hoe definieer je smaak dan? Et cetera. Dat zijn de werkelijke vragen. Het al dan niet verbieden van het gebruik van hulpmiddelen is voor mij geen wezenlijke vraag – alleen maar ruis.
R. krijgt het laatste woord:
Over het gebruik van hulpmiddelen: ik ben het zeker met je eens dat ‘manmoedig’ een waardevolle verbetering is, maar hier gaat het al om het proces ná het schrijven van het gedicht. Je hebt een gedicht geschreven, je voelt dat het woord verkeerd is gekozen, maar het staat er al wel. In dat geval zou ik er wellicht ook voor kiezen – als ik er niet uitkwam – om een themawoordenboek te gebruiken. Maar ik ben er nog steeds van overtuigd dat een gedicht zichzelf moet schrijven. Ik zal het wel afzwakken: er zijn bepaalde gedichten die zichzelf niet hebben geschreven, maar die puur vanuit technische liefde of verlangens of vanuit technisch experimenteren zijn geschreven. In dat geval zou het mij niet interesseren. Maar tijdens het schrijven van een gedicht een themawoordenboek gebruiken, zou ik niet doen. Tenzij het woord (dat gevonden wordt in een associatiestorm om het zo te noemen) maar niet wil komen, maar in dat geval is er soms sprake van een afwezige mood, een inspiratieloze situatie. Dan heeft een gedicht schrijven geen zin. Dat is natuurlijk de uiterste andere zijde. Natuurlijk zal ik alle gedichten die mij aanspreken, positief beoordelen – al zijn ze geschreven met behulp van een themawoordenboek – toch zou ik wel een onderbuikgevoel hebben. Mensen hebben de gave om een gedicht te schrijven en dat kunnen ze zonder hulpmiddelen even goed. Immers, een mens heeft niet per se een wapen nodig om een andere mens te doden, hij hoeft alleen maar zijn eigen lichaam (dus een immaterieel middel) te hebben voor dit doel.