Gistermiddag mocht ik op mijn oude middelbare school, op uitnodiging van Moos, m’n laatste leraar Nederlands, enkele gedichten voorlezen in een gezamenlijk gelegenheidsoptreden met m’n eerste leraar Nederlands, Cor. Als altijd vond ik ook dit optreden leuk om te doen. Tijdens mijn voordracht gebeurde iets wat waarschijnlijk niemand heeft opgemerkt; ik las het lange gedicht ‘Dick’ voor dat ik schreef bij het overlijden van weer een andere oude leraar van die school en merkte dat de situatie me plotseling even ontroerde. Na mijn blokje nam Cor het stokje weer over en vertelde over nóg een andere oude leraar van die school, Rijk, aan wie Cor zijn verzen had voorgelegd ter kritische lezing, maar die weinig van Cors poëmen had heel gelaten. “Redundant”, had hij menig gevoelsuiting van Cor gevonden. Vorig jaar heeft diezelfde oude leraar Rijk ook mijn gedichten aan zijn kritische oog onderworpen. Hij las mijn bundels gedurende treinreizen en maakte daarbij aantekeningen op papier dat toevallig voorhanden was. Hij heeft mij deze aantekeningen toegezonden. Het betreft een stuk of zes dichtbeschreven vellen. Ik ben hem dankbaar voor zijn aandachtige beschouwing van mijn werk. Voor zover ik Rijks priegelhandschrift kan ontcijferen, lijk ik er iets genadiger van af te komen dan Cor – maar oordeel zelf…
Moet ik nu ook nog een nieuwe dubbelfocus- of varilux bril aanschaffen( trouwens ik hou wel van pittige en kruidige kritiek )