Het wordingsproces van een gedicht (2)

Eens overzien hoe het gedicht er nu uitziet, en passant verander ik ook de titel:

Nachtrit

Na een dag op het wad landinwaarts door de nacht,
drie vrienden met grote verhalen, kortom
de kiem van een kameraadschap.

Eén zit op de achterbank, de ander achter het stuur
en ik op de derde praatstoel tussen hen in,
almaar dieper het achterland in.

Zolang ik leef rijden jullie verder door die nacht,
met jullie verhalen waarin de vrouwen
nog altijd steeds mooier worden.

Nu moet ik het wegleggen. Na een paar dagen weet ik beter hoe het verder kan. Ik vind de beelden en gebruikte zinnen op zich wel goed, maar het gedicht als geheel is me nog te karig. Het gaat per slot van rekening over een belangrijke, achteraf gezien misschien wel bepalende, gebeurtenis in m’n leven. Dat wil ik er op een of andere manier ook in hebben. Ik wil veel scherper gezegd hebben dat ik die rit later zo cruciaal ben gaan vinden. Daar moet ik mee beginnen. Ik moet denken aan een soort van auctoriale beginzin waarin aan de lezer wordt onthuld dat hier iets ingrijpends staat te gebeuren:

Het was zo’n gebeurtenis die verwachtingen schept.

Doordat mijn ‘vormvastheid’ niet bestaat uit (eind)rijm of een dwingend metrum maar uit typografische symmetrie maak ik nu de volgende strofe met aflopende regellengte:

Het was zo’n gebeurtenis die verwachtingen schept:
na een dag op het wad gedrieën door de nacht,
met grote verhalen landinwaarts, kortom
de kiem van een kameraadschap.

Hoe nu verder? Duidelijk is dat het ‘landinwaarts’ uit de eerste strofe hetzelfde beduidt als het ‘almaar dieper het achterland in’ uit de tweede strofe; ‘landinwaarts’ vind ik beter. Nu ik erover nadenk wil ik zeggen op welke manier we daar landinwaarts gingen; okee, met grote verhalen en door de nacht, maar ik wil ook iets van die bravoure van dat moment laten doorklinken en speel met de term ‘heldhaftig landinwaarts’. Dat heeft bovendien een soort van milde ironie die bij ons paste.

Door het schrappen van de laatste regel (‘het achterland in’) blijft er weinig van de tweede strofe over. Ik besluit hem aan de eerste te plakken. Nu ontstaat dit:

Nachtrit

Het was zo’n gebeurtenis die verwachtingen schept:
na een dag op het wad gedrieën door de nacht,
met grote verhalen heldhaftig landinwaarts, één zit
op de achterbank, de ander achter het stuur en
ik op de praatstoel tussen hen in, kortom de kiem
van een kameraadschap.

Zolang ik leef rijden jullie verder door die nacht,
met jullie verhalen waarin de vrouwen nog altijd
steeds mooier worden.

(morgen verder)

Dit bericht werd geplaatst in De wordingsgeschiedenis van een gedicht, Poëticaal. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s