Fysiologisch
Het raadsel van het bestaan
zit elke dag tegenover je in de trein,
lacht je ontwapenend toe, ligt naast je in bed,
speelt in ieders hoofd.
Heeft de vorm van een bloemkool,
is grijs van kleur, lilt als een drilpudding,
zou complexer dan het universum zijn,
wordt in benen cachotten gevangen gehouden.
Het onbeschrijflijke van schoonheid
heeft een druppel aan haar neus, rode konen,
staart over besneeuwde velden, glimlacht,
is een speling van het schitterende winterlicht.
Oogt als zichzelf, de bol van de beholder,
lijkt gemaakt van waterig melkglas
met een lens, vliezen, een projectiewand,
het verdwijnpunt naar iets hogers toe.
De ongrijpbaarheid van de tijd
staat te lezen in je hervonden prentenboek,
de haas die uit z’n winterslaap ontwaakt,
de vermoeide koning van het oude koninkrijk.
Is in feite niet veel meer
dan een tot spierbal uitgegroeide vleeskwab,
ijsberend achter bottentralies
in een verbazend onverzettelijke cadans.