Dick
Dick, nu jij niet meer bestaat en Toots Thielemans nog wel
– we moeten de waarheid manmoedig onder ogen zien –
gebruik ik het medium waar je zo’n moeite mee had,
de taal der poëzie om te schilderen hoe kleurrijk je was.
Een gedicht dus, niet rijmend en nog in de steigers,
een beetje zoals alles in je lange leven vaak wat ongerijmd
en soms halfwassen is gebleven; nonchalant als je afgeknipte
spijkerbroeken, weerspannig als je stem aan het GPV.
Het begint al met een prachtwoord: zoon van waarschijnlijk
de eerste tweedehands-Amerikaanse-autohandelaar van het land,
als jochie mocht je mee overzee, samen waren jullie weggelopen,
niet uit een van je detectives, maar uit een verhaal van F.B. Hotz.
Je werd autoverkoper, kolenboer, gesjeesde student medicijnen,
sloot met de gebroeders Fahrenfort een vriendschap voor het leven,
hoe eindeloos leken die zomers aan de Vinkeveense Plassen,
vrouwen, drank, onbesuisde disputen op onbewoonde eilanden.
Maar je moest, in weerwil van een val als kind op je kop, in dienst,
vol trots kon je vertellen hoe je in de meidagen van veertig
géén heldenrol had gespeeld, hoe je tijdens het terugtrekken
vooral van de voorjaarsluchten boven de rivier genoten had.
Misschien leerde je dáár toen wel de macht van het toeval kennen,
die je na twaalf ambachten tot het leraarschap bracht,
niet omdat je nu zoveel om die kinderen gaf, maar omdat je
het podium had ontdekt, het gehoor voor je capriolen gevonden.
Want ijdel was je, naast eigengereid en later egocentrisch;
je glunderende verkleedpartijen tot Texaan of halve Arabier,
het verhaal van je solitaire fietstocht door Joegoslavië
dat naarmate de avond vorderde steeds heroïscher werd.
Je fietste door de VS, met mij door de Ardèche, en je fietste
(als je niet voer op je boot) door het leven; met je geluk op de beurs,
je levenslang ontbijt op bed, je handige zelf dokteren, je harinkjes,
je neef in Amerika, je reisje met Hells Angels door Suriname.
Je was een zondagskind en zo ben je ook doodgegaan,
zeker weten dat je tot je laatste adem van je dochters hield
en, maar dit weet ik minder zeker, op een comfortabele manier
en met terugwerkende kracht misschien wel meer van Henriëtte.
Het is eindelijk Blookertijd, Dick, je hebt tot vandaag
de askegel op je sigaar waardig staande weten te houden.
Nooit word je voor mij verleden tijd, na eenennegentig jaar
maak je alleen geen deel meer van mijn toekomst uit.
Afbeelding: Erik Molkenboer