Het is nog steeds hoogwater. Daarom opnieuw een riviergedicht met een hoge waterstand. Dit bijna 20 jaar oude sonnet is gesitueerd in de Gelderse Poort, waar de Rijn ons land binnenstroomt. Zoals zo vaak heb ik niets verzonnen, de hazenlijken in het ooibos niet en ook de jaarlijkse lijkwassing niet: een ‘ramptoerist’ op de Kekerdomse dijk merkte dit laatste namelijk letterlijk zo op. Het vers heeft iets hortends. Dat komt denk ik door de enjambementen die ik nu anders zou leggen.
Hoogwater
Duwbakken zweven door buitendijks land,
reeën zijn een smeltend eiland opgedreven,
rond de kerk van Kekerdom is de jaarlijkse
lijkwassing in volle gang, mijn kijker gaat
van hand tot hand, de waarden staan blank,
het wild waadt schichtig naar de oeverkant,
aan de torenvoet raakt statig een verwelkte
graftak vlot, dagjesmensen leven, de doden
zijn dood, beurtschippers varen eindelijk
hun grote vaart en ik wil dat het water ons
weer draagt, ook als het crucifix zal komen
droog te staan, er hazenlijken in het ooibos
hangen, het jutten is gedaan en de Gelderse
poort niet meer wagenwijd open zal staan.