In het voorbijgaan
Het pad dat van de dijk afleidt heet de uitweg,
langs de kant ligt te midden van geknakt groot
hoefblad het kadaver van een koe, in dit beeld
verschijnt dan op de fiets, niet vies van lyriek,
de spreker naar wie niemand luistert: ‘zo moet
het leven zijn bedoeld, ereprijs, pedaalgestamp,
morgenstond en freewheelend mijn gedachten’,
hij fluit the long and winding road en zoeft dan
fluks voorlangs de dood de kriekende polder in.