Culemborgs stadsgedicht 37

En zo geschiedde

Je kunt je handen invetten
door een schaap te aaien,
je ontfermen
over een regenworm.

Of je kunt aan de voet
van een witte abeel gaan zitten,
over de Lek uitkijken,
wachten tot er niets meer mis zal gaan.

Je kunt geen vragen willen nalaten,
naar een posthoornslak staren,
je kunt opbloeien, je kunt
verdrinken.

Je kunt zeggen
dat het licht dat je deed hechten
(je ziet iemand nog staan, in de volle zon)
de boosdoener van alles is.

Je kunt zoveel, maar
alleen twee onverstoorbare lepelaars
kunnen
je dag goedmaken.

 

Dit bericht werd geplaatst in Culemborgse stadsgedichten. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s