Culemborgs stadsgedicht 44

Terug

De sneeuwval van vannacht
heeft de dreven doof gemaakt,
het gesnater van de eenden
van ver een dof geplof.

En kleurenblind,
deze ochtend is zwart-wit,
stammen als potloodstrepen,
de kruinen een craquelé in grijs.

Ik schuifel en slip,
blader intussen door m’n brein,
maar vind een gedachtespoor
niet meer terug.

Het gaat zachtjes sneeuwen,
de stilte is dekens dik,
het zicht bijna nul,
in het niets weet ik het weer.

Je leefde nog, je was jarig,
ik was het een beetje,
je wreef met een wijsvinger
soep uit m’n kinderogen.

Alles was anders,
een snikhete julimiddag,
hoe kwam ik daar?
hoe kom ik van hier naar daar?

 

Dit bericht werd geplaatst in Culemborgse stadsgedichten. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s