Terug
De sneeuwval van vannacht
heeft de dreven doof gemaakt,
het gesnater van de eenden
van ver een dof geplof.
En kleurenblind,
deze ochtend is zwart-wit,
stammen als potloodstrepen,
de kruinen een craquelé in grijs.
Ik schuifel en slip,
blader intussen door m’n brein,
maar vind een gedachtespoor
niet meer terug.
Het gaat zachtjes sneeuwen,
de stilte is dekens dik,
het zicht bijna nul,
in het niets weet ik het weer.
Je leefde nog, je was jarig,
ik was het een beetje,
je wreef met een wijsvinger
soep uit m’n kinderogen.
Alles was anders,
een snikhete julimiddag,
hoe kwam ik daar?
hoe kom ik van hier naar daar?