Alle keren
Alle keren dat ik je heb opgezocht,
m’n zeeën aan twijfels met je deelde,
je m’n duisterheden heb opgebiecht.
Alle tijdloze seconden dat ik naast je
in de grote verte stond te turen, naar
iets kleins, een vermeende beweging.
Alle kongsi’s, valkuilen, roeiboten
waarin god me hoorde brommen maar
alleen jij me ook hebt horen vloeken.
Alle nooduren, alle geluksmomenten,
mijn jubelkreet toen ik hoog boven je
m’n eerste visarend in het vizier kreeg.
En altijd bleef je stoïcijns, al wist je me
het ongefundeerde gevoel te geven
dat je niet volslagen onverschillig bent.
Ach, als je toch eens terug kon praten,
ik zou van je woordenstroom drinken,
me aan je eeuwige wijsheid laven, Lek.