Aan lezer dezes
Al ben ik voor jou waarschijnlijk
niet meer dan een glanzende passant, voor mij
ben jij de onzichtbaar aanwezige, zonder jou
zou ik me niet kunnen laten zien.
Voor jou zijn er duizend anderen, ik mis je
nooit als je er niet bent, maar koester de gedachte
dat je bestaat, hoe vaag wil je dat ik formuleer,
ik bedoel, op afstand, hou ik van je.
Een vreemde plicht dwingt me je te veroveren,
ik wil door jou begrepen worden, zo weet jij
dat mijn einde en begin steeds aan de Lek liggen
en dat ik in het echt niet tegen gapende blikken kan.
Jij hebt altijd een voorsprong, want ieder woord
dat ik aan mezelf of aan anderen wijd, wijd ik
in eerste aanzet natuurlijk vooral aan jou, jij begint
mij zelfs nog te lezen als ik al ten einde ben.
Een diffuus beeld van je draag ik met me mee,
het maakt niet uit op welke schoorsteenmantel
ik dat neerzet of ik voel me er thuis – gek is dat,
ik zou nu wel even je adem willen horen.