Ridderslag
Vreemd achteraf dat het juist een jóngen was
die toen de slapende reus heeft wakker gekust.
Geurt de Groot luidde zijn gigantische naam,
hij was al man toen ik nog ridder was. Hij zag
ze eerder anders dan ik, hij porde me bijkans
uit m’n bank en prees opgewonden fluisterend
hun blauwe ogen, hun flauwe rondingen, hun
beslist gretige lach. Vanaf die dag ben ik onvrij,
werd ik sluipend overmand door die ongenode
tweelingbroer die onbarmhartig ridders verjaagt,
dan jonkvrouwen binnenlaat en blijft en blijft.